Het is kerst, lieve lezer. Kijk uw verwarmde kamer rond. Is hij versierd met goud, zilver of felle kleuren? De boom reikt, net zoals vorig jaar, bijna tot aan het plafond. Kaarsjes flakkeren vrolijk een warm licht. Misschien zit u voor een open haard waarin het vuur knettert. Samen met uw kinderen, familie en dierbaren. Hoeveel zijn het er? 3, 6, 7, meer?… Één en al gezelligheid en warmte. Vraag dan nu of ze hun smartphone even wegleggen.
Het verhaal dat ik ga vertellen, is het verhaal van Maikie. Het wordt uw verhaal voor uw kinderen. Net zoals het later het verhaal is dat zij hun kinderen zullen vertellen. Luister goed naar me. Leg tissues klaar en vergeet geen letter, want geen woord mag worden vergeten…
Er waren eens…
…Er waren eens, niet eens zo heel lang geleden in een land hier iets verder vandaan een man en een vrouw. Zij was een misbruikte dochter van een onechte vader. Al op zeer jonge leeftijd zocht ze haar toevlucht bij hem. Hij was een stoere vogelwachter met een coole leren knickerbocker en een kek hoedje met een veer. Hij stond net genoeg met zijn vrouwelijke kant in contact om haar goed te kunnen begrijpen.
Een houten hutje
Nu was er in dat land, waarvan de naam me eventjes is ontschoten, niet veel werk voor vogelwachters. Zij leefden daarom van hun oprechte liefde. Ze warmden zich aan hun hartstocht. Die uitte zich aan tedere vrijpartijen waarin zij zich geliefd en veilig voelde. Helaas eindigde dat op de dag dat hij zijn zweep op haar rug stuk sloeg.
Hij bouwde een houten hutje. Op een klein open grasveldje omringd door angstaanjagende bossen, Het kraken van de planken overstemde vaak het knorren van hun hongerige magen. Al in de eerste helft van hun tweede jaar bleek zij even vruchtbaar als het woud dat hen omringde. Als snel groeide zij zo in omvang dat ze niet meer in het ledikantje paste. Jaren later was ze nog ontroerd als ze dacht aan haar nieuwe slaapplaats. Die had hij met alle liefde voor haar gemaakt. Heerlijk lag ze op dat matje aan zijn voeteneind op de vloer.
De kribbe
Terwijl de vrucht van hun liefde gretig groeide, verzamelde hij sprokkelhout. Dat deed hij omdat hij principiële bezwaren had tegen het kappen van bossen. Bovendien wilde hij een kribbe bouwen waarop de Ikea jaloers was. En warempel, het werd een droom van een bedje. De doornen van de bramenstruiken waren zo fijn dat de kleine ze amper zou voelen.
In de zomer van hun derde jaar schonk ze het leven aan hun eerste en tevens laatste kind. Het was op een zwoele zomeravond, rond koffietijd. Het was een makkelijke bevalling. Het kind viel met een zachte bonk in de ijzeren emmer waarboven ze gehurkt zat. Een wolk van een zoon met schattige blonde krulletjes en paarsblauwe ogen. 2 weken later waren die donkerbruin toen de zwellingen waren verdwenen. ‘Maikie’ noemden ze hem. Omdat ze een hekel hadden aan buitenlandse namen.
Hier onderbreek ik mijn verhaal even, beste lezer. Maikie’s eerste maanden verliepen tamelijk voorspoedig. En voorspoed kent u zelf al genoeg. Is het niet? We maken daarom een sprong in de tijd. We ploffen neer in de ijzig koude sneeuw van Maikie’s eerste winter…
Kou
“Heb je het zo koud, liefde van mijn leven?” Maikel wreef met zijn verkleumde handen de rug van zijn teerbeminde vrouw warm.
“Ik houd het niet meer uit, mijn god van een man” was Maike’s bibberende antwoord aan haar levensgezel. Hij wist het. Ze hadden brandhout nodig maar al het sprokkelhout uit het bos was verwerkt in Maikie’s kribbe. Er was geen twijg meer te vinden omdat hij geen zin had om te zoeken.
“Maike…”veelbetekenend keek Maikel in de richting van Maikie’s bedje.
“Er zit niets anders op” zuchtte de vrouw die nooit zijn echtgenote was geworden. Als ze niet minderjarig was geweest hadden ze dat vast gedaan.
En zo kwamen ze ertoe Maikie’s kribbe te offeren aan het vuur in de tweedehands allesbrander. Wat vonden ze het sneu dat het arme kind niet net zo’n fijn houten bed had als zij.
Een nieuw bedje
Het arme wurm met z’n grote bruine ogen had op die manier natuurlijk geen bedje meer. Wat moesten ze nu? Teder keken ze neer op hun eerstgeborene. Daarna liepen ze eensgezind naar buiten. Liefdevol groeven ze samen met blote handen een kuiltje in de verse sneeuw. Gelukkig met de bevredigende oplossing legde ze de kleine glimlachend in het kuiltje. Verheugd zagen ze dat die zelfs iets groter was dan het verbrande kribje.
Tevreden sloten ze de deur van het hutje achter zich. Innig omarmd namen ze plaats voor het gloeiende allesbrandertje. Natuurlijk had Maikie binnen ook van de warmte kunnen genieten. Maar als goede moeder wist Maike dat een baby veel slaap nodig heeft.
6 jaar later
Zo verstreken 6 jaren. Jaren waarin Maikie groeide als kool. In die jaren werd zijn kuil steeds een stukje groter. Maar al het graafwerk hadden de liefdevolle ouders graag over voor hun oogappel. Totdat hij 4 was, want toen kon hij het zelf wel. Je moet kinderen nu eenmaal niet teveel verwennen.
Zoals ieder jaar, werd het ook dat jaar kerst. Maikel had in het bos een door Coloradokevers doorgevreten spar gevonden. Die stond als een spookachtig skelet in het knusse hutje. Maike, zijn vrouw, had toch niets anders te doen. Zij had in het dorpje kerstballen bij elkaar gebedeld. Zo kon ze haar kleine jongen verrassen met een heus versierde boom.
Maikie keek daar nu vol bewondering naar op. Het was het mooiste dat hij ooit had gezien.
De boom stond er dan ook prachtig bij. Alle drie de rode ballen hingen keurig verspreid. Beide kaarsjes brandden feestelijk. Even wilde hij de onderste bal aanraken. Heel eventjes maar. Hij stond op zijn stompjes van zijn voetjes omdat 5 koude winters zijn teentjes hadden afgevroren. Hij reikte met zijn handje naar het glimmende ding.
Giftige ballen
“Hè Maikie! Pas nou toch op wat je doet!” Geschrokken door de schelle stem van zijn moeder staarde de kleine jongen naar de houten vloer. Daarop lagen de glimmende scherven van de kerstbal. Het was een rare bal, vond ’ie. Van buiten helemaal rood en de binnenkant net een spiegeltje.
Het was een raar geluid toen’ie viel. Helemaal geen harde knal maar juist een doffe plof. In zijn kuiltje buiten had hij gisternacht net zo’n plof gehoord. Dat was de vaas die papa tegen de muur gooide. Voorzichtig wilde Maikie en glimmend scherfje oppakken toen hij opnieuw verstilde door de schelle stem van zijn moeder: “Nee! Niet doen! Dat is vergiftigd glas!”
Dat was raar, een giftige kerstbal. Een giftige appel, dat kon hij begrijpen maar een kérstbal… Die zou je toch nooit opeten? Hij niet in ieder geval. En dan stikken zeker. In een glazen kistje dood liggen en wakker gekust worden door een príns… Nee, dat wilde Maikie niet. Zijn moeders kussen prikten al zo erg sinds ze zich niet meer schoor.
Mama is boos
Hij keek haar nog eens goed aan. Ze zag er vreemd uit vandaag. Met dat dikke blauwe oog, die opgezette neus en die kapotte lip.
“Mama, ik wilde alleen maar…” Maar ‘Mama’ krijste en tierde. Met schuim om haar mond schold ze hem uit voor de rotte vis waarnaar ze zelf zo stonk.
In paniek rende het arme halsje het knusse hutje uit. Zijn moeder’s woorden galmden na in zijn puntige hoofdje: “Papa weg!… Jouw schuld!…” Door tranen verblind liep hij tot aan de rand van het bos waar hij abrupt tot stilstand kwam door de plotselinge botsing met een boom.
Ach…
Hij viel languit op zijn ruggetje. Door zijn tranen heen zag hij hoe de takken boven hem door de schok begonnen te trillen. Een immense lading vallende sneeuw was het laatste dat zijn ogen zagen. Hij lag begraven onder de loodzware witte massa. “Wat een heerlijk bed…” dacht hij. “Wat een zálige deken…” Een warm gevoel doorstroomde zijn uitgemergelde lichaampje. Zijn tere zieltje zocht zich een weg door de sneeuwmassa op hem…
Maike was na een halve fles wodka tot bezinning gekomen. In wandeltempo haastte ze zich naar buiten om het kind van haar dromen te zoeken. Radeloos volgde ze het spoor in de sneeuw. Ze kon de stompjes en de ene grote teen duidelijk herkennen. Het spoor stopte plotseling bij een grote hoop sneeuw. Ze vermoedde iets en wilde in een opwelling de sneeuw weggraven. Gelukkig deed ze dat net niet. Zonde van de nagels die ze net had laten zettten.
Een wonder
Zoals zo vaak bracht ook deze tragedie 2 mensen bij elkaar. Maike en Maikel vergoten maar liefst twaalf lange, onafgebroken uren tranen. Een opwelling bracht hen tot een laatste liefdevolle daad. Maikel pakte de kerstboom. Hij plantte hem op het bergje sneeuw aan de rand van het bos.
Als in een wonder schoot de oude spar daar voor altijd wortel. En ieder jaar, vele jaren achtereen, tuigden ze hem op. 2 rode ballen en twee half opgebrande kaarsjes. Omdat ’ie dat zo mooi had gevonden… Hun zoon… Hun Maikie.
Ja lieve lezer, dat was het dan. Het verhaal van Maikie. Onthoud het goed. Onthoud Maikie voor altijd. Trek lering uit de boodschap van dit verhaal: Een wollen vest heeft ooit in de wei gestaan.
En loopt u in het bos en ziet u een open veldje met aan de rand een eenzame oude spar… Luister dan goed want iedere naald fluistert zijn naam: Maikie… Maikie…